De eerste levensjaren zijn van grote invloed op hoe een kind zich hecht en relaties opbouwt. In deze periode ontstaat hechting: een natuurlijk en diepgeworteld proces dat zorgt voor veiligheid, vertrouwen en een basis om te kunnen groeien. Meestal begint dat bij één persoon: de primaire hechtingsfiguur.
Als ouders uit elkaar gaan, is het belangrijk dat jonge kinderen contact houden met beide ouders. Hoe dat contact er in de eerste jaren uitziet, kan verschillen. Sommige inzichten benadrukken het belang van regelmatige (soms ook nachtelijke) momenten bij de andere ouder om echt samen te kunnen zijn. Andere richtingen leggen meer nadruk op rust en voorspelbaarheid, vooral bij kinderen jonger dan twee jaar, met meerdere korte contactmomenten per week. Naarmate een kind ouder wordt en meer sociaal en emotioneel ontwikkeld is, kan de duur en intensiteit van het contact verder worden opgebouwd.
In deze blog lees je hoe hechting zich ontwikkelt, welke rol biologie en hormonen hierbij spelen, en waarom rust, herhaling en duidelijkheid zo belangrijk zijn voor jonge kinderen.
Hechting begint bij afstemming
Vanaf de geboorte is een baby volledig afhankelijk van zijn of haar omgeving en zoekt het actief naar nabijheid en contact. Via geur, aanraking, stem en ritme leert een kind wie betrouwbaar is: wie komt er als ik huil, wie troost mij als ik gespannen ben, wie begrijpt mijn signalen? Niet iedereen vervult die rol op dezelfde manier. Juist door herhaalde, afgestemde ervaringen ontstaat er een duidelijke voorkeur voor één volwassene, degene die het vaakst beschikbaar is, nabij is en het kind het beste aanvoelt. Dat wordt de primaire hechtingsfiguur: de persoon die het kind als eerste opzoekt bij spanning, vermoeidheid of verdriet.
Het gaat daarbij niet alleen om praktische aanwezigheid, maar vooral om emotionele beschikbaarheid en voorspelbaarheid. Deze band vormt het veilige ankerpunt van waaruit het kind de wereld durft te verkennen.
Wat hormonen doen: hechting op biologisch niveau
Bij hechting spelen hormonale processen een belangrijke rol. Bij de biologische moeder komt tijdens de zwangerschap en na de geboorte een reeks hormonen vrij die haar gevoelig maken voor de signalen van haar baby.
- Oxytocine, ook wel het ‘hechtingshormoon’ zorgt voor verbondenheid en verhoogde afstemming, vooral bij bevalling, huid-op-huidcontact en borstvoeding.
- Prolactine stimuleert zorggedrag, maakt de moeder ontvankelijk voor de behoeften van haar kind.
- Endorfines geven een gevoel van beloning bij contact met het kind, wat het natuurlijke zorggedrag versterkt.
- Cortisol, het stresshormoon, beïnvloedt hoe goed een ouder op het kind kan blijven afstemmen. Te veel stress kan dit proces verstoren.
Toch zijn deze hormonale veranderingen niet exclusief voor moeders. Ook vaders, meemoeders of andere verzorgers kunnen een diepe hechtingsband opbouwen, zeker wanneer zij regelmatig aanwezig zijn, veel lichamelijk contact hebben en actief betrokken zijn bij de verzorging. Bij hen vraagt het hechtingsproces vaak iets meer tijd, aandacht en rust, maar met bewuste nabijheid ontstaan ook bij hen dezelfde belangrijke bouwstenen voor hechting.
Waarom één primair hechtingsfiguur?
Hoewel meerdere volwassenen liefdevol voor een kind kunnen zorgen, en dat gelukkig ook vaak doen, blijkt dat jonge kinderen, zeker onder de drie jaar, vooral gebaat zijn bij één duidelijke, voorspelbare hechtingsfiguur. Niet omdat die persoon per se ‘de liefste’ is, maar omdat het jonge brein behoefte heeft aan eenvoud en herhaling. Voor een baby is het te verwarrend om signalen, geuren, trooststijlen en reacties van meerdere mensen tegelijk te verwerken. Elke verzorger doet het net even anders, en als die verschillen te vaak wisselen, kan het zenuwstelsel van het kind overprikkeld raken. Juist daarom is het helpend als er in de eerste jaren één vaste persoon is die het kind leert lezen, troost biedt en betrouwbaar aanwezig is.
Vanuit die veilige basis ontstaat vertrouwen, rust in het systeem en ruimte om later ook andere hechtingsrelaties aan te gaan. Andere belangrijke volwassenen, zoals de tweede ouder, grootouders of leidsters kunnen zeker een waardevolle rol spelen, maar in deze fase is hun plek aanvullend, niet leidend.
Hoe werkt dat bij twee moeders of vaders?
Ook in gezinnen met twee moeders, twee vaders of andere samenstellingen blijft het principe hetzelfde: een kind hecht zich het diepst aan diegene die het meest beschikbaar is, voorspelbaar reageert en emotioneel afgestemd is. Dat kan iedereen zijn ongeacht geslacht of biologische band.
De andere ouder is daarbij niet ‘minder belangrijk’, maar vervult in de eerste jaren vaak een aanvullende rol. Juist als die ouder zich bewust afstemt op wat het kind nodig heeft rust, herhaling, duidelijkheid, ontstaat er op natuurlijke wijze ruimte voor een eigen band. Zonder dat het ten koste gaat van de veiligheid die het kind nodig heeft om zich te kunnen hechten.
Wat doet een primair hechtingsfiguur?
De band met de primaire hechtingsfiguur vervult cruciale functies in de ontwikkeling van een kind:
- Stressregulatie: jonge kinderen kunnen zichzelf nog niet kalmeren. De nabijheid van een vertrouwd persoon helpt het zenuwstelsel tot rust te komen.
- Veiligheid: het kind weet waar het naartoe kan bij spanning, vermoeidheid of verdriet.
- Emotionele ontwikkeling: het leert dat gevoelens er mogen zijn en begrepen worden.
- Basisvertrouwen: het gevoel dat je welkom bent, gezien wordt en er mag zijn.
Belangrijk om te weten: hechting ontstaat niet door perfect ouderschap. Het gaat om ‘goed genoeg’ ouderschap. Soms zit je ernaast, soms ben je moe of afgeleid en dat is oké. Juist het herstellen van kleine misverstanden helpt kinderen leren dat relaties veilig zijn, ook als het even schuurt.
Wat betekent dit voor ouders?
Het ouderschap is geen wedstrijd, maar een afstemming. Zeker in de eerste levensjaren heeft een kind baat bij rust en voorspelbaarheid in wie er voor hem of haar zorgt. Een strikte 50/50-verdeling kan voor ouders logisch voelen, maar is voor een jong kind soms te veel om te verwerken.
Dat betekent niet dat één ouder ‘belangrijker’ is dan de ander. Maar het betekent wel dat het goed is om bewust stil te staan bij wie in de eerste fase de leidende rol neemt in de verzorging. En hoe de ander daar ondersteunend en liefdevol in mee kan bewegen.
Hechting is een biologisch proces dat ontstaat door herhaalde afstemming en nabijheid, waarbij jonge kinderen zich in de eerste 2/3 levensjaren doorgaans het diepst hechten aan één primaire figuur. Hormonale processen, vooral bij de biologische moeder ondersteunen deze verbinding, maar ook andere ouders of verzorgers kunnen een sterke hechtingsband opbouwen, mits er voldoende rust, tijd en betrokkenheid is. De andere ouder is daarbij niet minder belangrijk, maar vervult een aanvullende rol in plaats van te concurreren. Het draait niet om perfect ouderschap, maar om beschikbaar zijn, afgestemd reageren en het vertrouwen bieden dat een kind nodig heeft om zich veilig te ontwikkelen.