Co-ouderschap kan een mooie manier zijn om beide ouders betrokken te houden na een scheiding. En het roept het bij jonge kinderen, vooral onder de vier jaar, vragen op. Hun hersenen en hechtingssysteem zijn nog volop in ontwikkeling. Dat vraagt om zorgvuldigheid van ouders. In deze blog kijken we naar de invloed van hersenontwikkeling en hechting en wat dit betekent voor co-ouderschap in de eerste levensjaren.
Hechting en hersenontwikkeling: een kwetsbaar fundament
In de eerste jaren ontwikkelt het kinderbrein zich razendsnel. Vooral de gebieden die zorgen voor stressregulatie, emotionele afstemming en sociale verbinding worden in deze periode gevormd. Hoe volwassenen reageren op de behoeften van een kind bepaalt letterlijk hoe de hersenen zich ontwikkelen.
Een jong kind kan zichzelf nog niet kalmeren. Het heeft een volwassene nodig die spanning, verdriet of angst helpt reguleren. Ook begrijpt een kind onder de vier jaar nog niet wat tijd is. Een dag zonder de veilige ouder kan voelen als een eeuwigheid. Daarnaast zijn overgangen moeilijk. Het telkens wisselen van omgeving, ritme en verzorger vraagt veel van het zenuwstelsel. Daarom is het hechtingssysteem in deze jaren vooral gericht op stabiliteit, herhaling en nabijheid van één vaste volwassene.
Wat betekent dit voor co-ouderschap?
Bij oudere kinderen kan co-ouderschap vaak goed werken, omdat zij beter in staat zijn relaties vast te houden, ook als ze tijdelijk gescheiden zijn. Voor kinderen onder de vier jaar is dit nog niet vanzelfsprekend.
Het positieve van co-ouderschap is dat contact met beide ouders behouden blijft en er sprake kan zijn van gedeelde verantwoordelijkheid. Ouders ervaren hierdoor vaak een gevoel van gelijkwaardigheid. Tegelijkertijd brengt het voor jonge kinderen ook risico’s met zich mee. Regelmatig wisselen kan zorgen voor onrust in het hechtingssysteem. Het zenuwstelsel moet zich steeds opnieuw aanpassen aan een andere geur, stem, omgeving of tempo. Ook kan de diepgang van de hechting onder druk komen te staan, omdat het kind nog volop bezig is om een veilige basis te ontwikkelen.
Hoe kun je veiligheid versterken bij co-ouderschap?
Wanneer ouders kiezen voor co-ouderschap bij jonge kinderen is het belangrijk om rekening te houden met de ontwikkelingsfase. Veiligheid ontstaat als verblijfsperiodes lang genoeg zijn om tot rust te komen. Te korte schema’s, waarbij een kind om de dag wisselt, geven vaak juist onrust. Het helpt wanneer beide ouders voorspelbare rituelen en routines hebben, zodat het kind zich kan oriënteren. Het is waardevol wanneer ouders elkaars rol erkennen en niet concurreren, en wanneer de band met de primaire hechtingsfiguur wordt beschermd. In momenten van spanning of vermoeidheid moet het kind altijd kunnen terugvallen op die veilige basis. Daarnaast is het belangrijk dat beide ouders emotioneel beschikbaar zijn en ruimte geven aan de gevoelens van het kind, ook als die boos, verdrietig of stil zijn.
Wat vraagt dit van ouders?
Co-ouderschap bij jonge kinderen vraagt niet alleen om praktische afspraken, maar vooral om een ontwikkelingsgerichte blik. Dat betekent kijken vanuit het perspectief van het kind: hoe ervaart het deze wisselingen? Soms vraagt dat van ouders om hun eigen wensen even opzij te zetten in het belang van rust en stabiliteit voor het kind. Het vraagt om elkaar te blijven zien als samenwerkende verzorgers in plaats van als concurrenten. Ook betekent het dat er ruimte wordt gegeven aan de primaire hechting, zelfs als dat inhoudt dat de ene ouder in de eerste jaren minder tijd met het kind doorbrengt.
Wat kun je beter vermijden?
Sommige keuzes vergroten juist de kans op hechtingsonzekerheid. Een strak 50/50-schema bij jonge kinderen zonder duidelijke opbouw kan ertoe leiden dat het kind zijn veilige anker verliest. Te veel wisseldagen zorgen voor onrust en vermoeidheid. Ook druk zetten op het kind om beide ouders even graag te zien of emoties te onderdrukken werkt averechts. Wanneer ouders daarnaast onvoldoende afstemmen over routines zoals slaap, voeding en troost, kan dit voor het kind leiden tot verwarring en spanning.
Co-ouderschap kan, als je het kind centraal zet
Kinderen onder de vier jaar hebben vooral behoefte aan hechtingsrust. Dat betekent zeker niet dat co-ouderschap onmogelijk is, maar wel dat het zorgvuldig moet worden ingericht. Vaak werkt het beter om in het eerste jaar één duidelijk basisverblijf te kiezen, terwijl er daarnaast voldoende contactmomenten zijn met de andere ouder. Naarmate het kind ouder wordt en de hersenen beter in staat zijn om relaties vast te houden, kan de verblijfsregeling meegroeien.
Het brein van jonge kinderen kan nog niet goed schakelen tussen meerdere hechtingsrelaties. Co-ouderschap vraagt daarom om aanpassing aan de ontwikkelingsfase en om focus op hechtingsrust en voorspelbaarheid. Ouders doen er goed aan om de band met de primaire hechtingsfiguur te beschermen en de relatie met de tweede ouder rustig op te bouwen. Wisselingen moeten zorgvuldig en zacht verlopen. Hoe beter de samenwerking tussen ouders voelt, hoe veiliger het kind zich kan hechten.
Hechting ontwikkelt zich het best in een context van rust, veiligheid en emotionele beschikbaarheid. Voor jonge kinderen is gelijkheid in tijd niet het belangrijkste. Waar het werkelijk om gaat, is de continuïteit van liefdevolle zorg. Wanneer die basis stevig staat, is er op termijn ruimte genoeg voor beide ouders om een betekenisvolle rol te vervullen.